De schuld van de scheiding wordt in mijn schoenen geschoven.

Wills Langedijkcolumn

Beste Wills: Mijn vriend en ik zijn nu ruim een jaar samen. Zijn moeder wil mij niet leren kennen omdat ze denkt dat ik de reden voor de scheiding ben, die ze haar zoon erg kwalijk neemt. Ze is nog steeds goed bevriend met zijn ex en grijpt elke verjaardag of feestdag aan om zijn ex, en hun dochtertje, samen met de rest van de familie, uit te nodigen. Ons uitgezonderd natuurlijk.
Het dochtertje (5) van mijn vriend is om de twee weken een weekend bij hem wat ze heerlijk vindt. Ze is dol op mij en vraagt me waarom ik niet mee ga naar oma’s verjaardag of waarom haar moeder niet tegen mij praat. Mijn vriend heeft zijn moeder laten weten hoeveel pijn het hem doet dat ze liever het contact met zijn ex behoudt dan met haar eigen zoon, maar hij loopt tegen een muur op. Hij vindt het heel moeilijk 100% voor mij te gaan zolang zijn moeder mij niet accepteert. Wat moet ik doen?

Beste ‘Intrigante’: Het goede nieuw is dat er keuzes zijn. Het slechte nieuws is dat je slechts kunt kiezen tussen: 1. Je bij de situatie neerleggen in de hoop dat de hoofdrolspelers eindelijk volwassen worden. 2. Het makkelijker maken voor de moeder van je vriend.
Leg aan je vriend uit wat je het afgelopen jaar geleerd hebt: Je wordt niet gelukkig als je het zwarte schaap bent, behandeld wordt alsof je een besmettelijk virus hebt, tussen moeder en zoon gezet wordt, een klein kind voor moet liegen, of als er minder dan 100% van je gehouden wordt, terwijl je weet dat dit allemaal gebaseerd is op het misverstand dat jij de oorzaak zou zijn van de scheiding. Althans dat begrijp ik uit je aanhef.

Neem dan afscheid van iedereen. Doe dit omdat jouw vriend dit hele circus eenvoudigweg had kunnen stoppen door zijn moeder tot de orde te roepen en zijn ex te vragen om de scheiding uit te leggen. Daar moet hij sterk genoeg voor zijn en het ook echt willen. Dat heeft hij tot nu toe niet gedaan, is het niet, of allebei. Ongeacht welke kant het dubbeltje op rolt, beste ‘intrigante-maar-niet-heus’, jíj wint.